GREGORY: “ZUID IS ECHT MIJN THUIS.”
Oud-hordeloper, ex-militair, politieagent, sportanalist én tv-presentator Gregory Sedoc (42) ademt sport en vitaliteit. Zowel letterlijk als figuurlijk heeft hij de hoogste horden gelopen, wat hem hoge pieken en diepe dalen heeft bezorgd. Desondanks weet de sport hem nog steeds te prikkelen en ziet hij het als zijn grote missie om anderen in beweging te brengen.
We spreken de olympisch atleet op zijn heilige homeground, de Zuidas. Wat in zijn jongere jaren nog één grote zandvlakte was en waar hij zo nu en dan een sprintje moest trekken om de bus (in) te halen. Maar het is ook het toneel van de veertiende editie van de Yet Zuidas Run, dat plaatsvindt op vrijdag 14 juni, en waar Gregory als trotse ambassadeur alle kantoormedewerkers in sporttenues hoopt te zien verschijnen.
Kun je me meenemen naar jouw jeugd? Uit wat voor nest kom je?
“Ik kom uit een heel sportief nest, met twee oudere broers en een jonger broertje. Ik ben opgegroeid in Buitenveldert, een stukje verderop. Ik kom echt uit een atletiek-familie, dus ik weet niet beter dan dat ik op de baan ben opgegroeid. Mijn beide ouders, broers en heel veel familieleden deden aan atletiek. Mijn vader was een groot atleet vroeger.”
Hoe was het om in Zuid op te groeien?
“Het voelde als een dorp in een grote stad, iedereen kent elkaar. Het heeft zich door de jaren heen steeds verder ontwikkeld, maar het was een hele leuke, veilige omgeving – wat het nog steeds is – om op te groeien. Natuurlijk stond Zuid toen ook al bekend om de inwoners met veel geld en status, alleen lijkt dat nu nóg meer. Zeker nu er heel veel mensen van buitenaf zijn komen wonen. Ik vind het wel jammer dat dat nu telkens wordt belicht, want Zuid – en Buitenveldert specifiek – heeft veel meer te bieden dan alleen maar mensen met veel geld.”
Hoe kijk je naar de veranderingen in de buurt door de jaren heen?
“De grootste verandering zit er met name in dat de Zuidas erbij is gekomen. Want je had Buitenveldert en Oud-Zuid, daartussenin zat helemaal niets. Het was één grote zandvlakte. Ik denk dat er heel veel expats en mensen van buiten de stad richting Oud-Zuid zijn gekomen, waardoor het een beetje een yuppen-plek is geworden. Dat heeft zich eigenlijk steeds verder uitgebreid naar Buitenveldert.”
Maar toch is Buitenveldert, ondanks de veranderingen, nog steeds jouw thuis…
“Ja, Zuid is echt mijn thuis. Ik ben opgegroeid in een tijd dat je nog helemaal geen tram en metro had hier. Lijn 5 en 51 bestonden nog niet, dat heb ik allemaal aangelegd zien worden. Je had destijds alleen een treinstation en een bushalte, that’s it. Met de komst van de Zuidas is het allemaal heel positief veranderd. Het lijkt een beetje op New York en ik vind het echt te gek!”
Wat geeft jou dan dat gevoel dat dit nog steeds jouw thuis is?
“Ik denk toch wel de herkenbaarheid waar je bent opgegroeid. Dat zal altijd blijven. Amsterdam is sowieso mijn thuis. Ik voel me echt Amsterdammer. Alleen zou ik niet overal in Amsterdam willen wonen. Ik heb bijvoorbeeld altijd in West getraind, maar dat is niet mijn thuis, terwijl Amsterdam wel mijn stad is. Dus wat is dan dat gevoel van thuiskomen? Dat is toch een stukje herkenbaarheid van mijn jeugd. Waar je naar school bent gegaan, je je busabonnement bent vergeten en alle zomervakanties hebt doorgebracht.”
Ik heb inderdaad gelezen dat jij iedere ochtend van Buitenveldert naar je school in Oud-Zuid rende als je de bus had gemist.
“Ja, als ik mijn abonnement kwijt was, dan sprintte ik inderdaad van school naar huis toe. Dus van Oud-Zuid helemaal hier overheen richting huis. Maar als ik de bus miste, sprintte ik helemaal naar het politiebureau bij de Van Leijenberghlaan om vanaf daar de bus te pakken. Het mooie was dat je de buschauffeur dan zag kijken: ‘Hè? Ik heb jou net gezien.’ Dan dacht ik: ja, lul. Jij had voor mij moeten stoppen!”
Werd zo jouw talent ontdekt?
“Nee, dat niet. Maar het is wel iets dat je bijblijft. Niet iedereen kan dat. En ik had natuurlijk de snelheid en conditie om dat hele stuk af te leggen. Want je moet je voorstellen, vanaf de plek waar ik woonde tot en met het politiebureau is zeker een kilometer rennen.”
Je deed toen ook al aan atletiek, wanneer werd jouw potentie gezien?
“In de atletiek is alles heel meetbaar.
Dus in die zin kun je talent vaak zien aan motorisch bewegen of aan tijden. Bij de jeugd is het nog wel lastig, want de één is wat sneller ontwikkeld dan de ander en dan is het maar de vraag hoe dat zich voortzet als je ouder wordt. Bij mij zag je wel dat mijn motorische ontwikkeling
veel verder was dan de rest, alleen was ik niet de beste. Dus op de Europese Jeugdkampioenschappen behaalde ik nog geen medailles en anderen wel. Op een gegeven moment bleef mijn ontwikkeling doorzetten, terwijl iemand anders al op z’n top zat. Dus het is lastig om te zeggen wanneer dat ontdekt werd, omdat het niet één moment is geweest.”
eel verder was dan de rest, alleen was ik niet de beste. Dus op de Europese Jeugdkampioenschappen behaalde ik nog geen medailles en anderen wel. Op een gegeven moment bleef mijn ontwikkeling doorzetten, terwijl iemand anders al op z’n top zat. Dus het is lastig om te zeggen wanneer dat ontdekt werd, omdat het niet één moment is geweest.”
Maar je moest er wel veel voor opgeven lijkt me…
“Dat is pas later. Maar ik ken bijna geen topsporter die dat zo ervaart, omdat dit het liefst is wat je wil. Je haalt de top niet als het niet je passie is. Dus als je dingen moet opgeven, dan vind je eigenlijk iets anders leuker, en dan is het onmogelijk om de top te halen. Het is zeker vallen en opstaan. Je krijgt te maken met blessures, tegenslagen, van alles. Maar uiteindelijk is het je passie. En dat heeft er voor mij telkens voor gezorgd dat ik steeds weer na een tegenslag door kon gaan. Het is wat ik het liefst deed, atletiek.”
Je leest het hele interview in de nieuwste editie van Magazine ZOZ – Zie Oud Zuid!