
MAG IK BINNENKIJKEN?
DE MOOISTE RIJKSMONUMENTALE GEBOUWEN IN OUD-ZUID
We lopen of fietsen dagelijks langs talloze gevels waarachter honderden jaren aan historie schuilgaat – vaak zonder dat we het bewust doorhebben. Die muren zwijgen, maar hun geschiedenis is allesbehalve stil. Aanleiding voor Pim Smit om de stoute schoenen aan te trekken en bij maar liefst honderd rijksmonumentale gebouwen aan te bellen. Hij bundelde alle verhalen in een prachtig koffietafelboek: Oud-Zuid. Een cultureel stukje erfgoed is namelijk best iets om af en toe bij stil te staan. En bovendien: wie wil er nou niet even gluren bij de buren?
Waar liggen de wortels van dit boek?
“Ik woon zelf al dertig jaar in een rijksmonument, dus ik ken de kneepjes van het vak. De onzekerheden, de kosten en de moeite die het met zich meebrengt, maar ook wat het je oplevert. Die ervaring wilde ik delen. Het is belangrijk dat mensen de achtergrond van zulke panden kennen, zodat ze er met andere ogen naar kijken – zeker als ze overwegen er te gaan wonen. In een rijksmonumentaal pand mag bijvoorbeeld niet zomaar dubbelzijdig glas geplaatst worden, dat detoneert, dus van de stookkosten moet je niet schrikken. In combinatie met mijn werk als schrijver en vormgever, én het talent van mijn vrouw als interieurfotografe en styliste, was de beslissing over dit boek snel gemaakt.”


En ineens heb je het boek in je handen…
“Ja haha, er rijdt een vrachtwagen voor met vier pallets vol met boeken, en dan moet je ze zien kwijt te raken. Ik zie het als winkeltje spelen, en ik ben de postbode. Alles was in eigen beheer, dus het ergste dat kon gebeuren was dat ik mijn tijd verloor, daar kom ik ook wel weer overheen. Toen ik bij Van Rossum aan de Beethovenstraat aankwam, zag de boekinkoper meteen de potentie. ‘Er komen honderd boeken binnen, en je wacht op die ene – dit is die ene,’ zei hij.”
Zullen we er een paar panden uitpikken? Beginnend bij het witte huisje aan het begin van het Vondelpark.
“Dit is dus een woonhuis, voor veel mensen is dat onbekend. Daniël Aeijelts, gepensioneerd parkopzichter, woont hier al meer dan veertig jaar. Oorspronkelijk werden hier drenkelingen opgevangen, mensen die na een borrel teveel in de gracht vielen. Later werd het pand bewoond door de parkopzichter van het Vondelpark. Toen Aeijelts met pensioen ging, mocht hij er blijven wonen als dank. Misschien wel op één van de mooiste plekjes van Amsterdam, met in ieder geval de grootste achtertuin.”
En Trainmore aan de Koninginneweg was rond 1893 een voormalig tramremise begreep ik?
“Dit was inderdaad een oude paardentramremise. De paarden werden hier gestald en trokken de tram naar de stad. Het systeem heeft maar ongeveer tien jaar gewerkt, want al snel werden trams gemotoriseerd. Het verschil tussen toen en nu is bijzonder: toen was het gebouw omgeven door weilanden, terwijl het nu bijna het centrum van Amsterdam is. Het uiterlijk is nog precies hetzelfde, met de lange loods achter het gebouw – de plek waar de paarden stonden – en de letters AOM, Amsterdamse Omnibus Maatschappij, op de gevel. Nu het een rijksmonument is, mag dat nooit meer veranderd worden.”
En dan jullie eigen huis aan de Cornelis Schuytstraat…
“Dertig jaar geleden zochten we allebei werkruimte: ik als grafisch ontwerper en Geke, mijn vrouw, als styliste. We zagen elkaar nauwelijks, dus besloten we op zoek te gaan naar een pand waar we konden wonen én werken. Het waren allemaal ‘praktijkaan-huis’ woningen, met de praktijk beneden en het woongedeelte boven. Er was echter veel achterstallig onderhoud, dus ik heb er flink wat tijd in gestoken. Onder hoogpolig tapijt kwam een prachtige parketvloer tevoorschijn. Maar dat vind ik juist prachtig: het pand in goede staat houden en zien hoe het weer tot bloei komt.”


Denk je dat iedereen ervoor gemaakt is om in zo’n huis te wonen?
“Ten eerste moet je behoorlijk kapitaal hebben om het aan te kopen, al zijn er ook veel geërfde panden. Maar zoals ik al zei, het onderhoud is enorm. Ik kan veel zelf doen, maar dat geldt niet voor iedereen. Dus je bent constant vakbekwame ambachtslieden aan het inhuren om het pand te onderhouden. Voor sommige bewoners is de emotionele waarde zo groot dat ze er hun laatste geld in stoppen. En dan heb je nog de erfpacht, waar ik het maar niet over ga hebben. Bijna iedere bewoner heeft een sterke liefde voor monumentale panden, dat moet wel.”
Benieuwd naar het hele interview? Lees de ZOZ – Zie Oud Zuid van februari.